De drie behulpzame B’s

27 september 2024

Een leven lang leren, dat valt niet altijd mee. Zeker niet als je ouder wordt. Daarom laat ik mensen graag kennismaken met de drie Behulpzame B’s. Deze gaan over groei en ontwikkeling en staan voor Baltus, Brooks en Beekman.

Alle drie hebben een mooie visie ontwikkeld die als gids kan dienen bij het nadenken over je eigen ontwikkeling, zowel persoonlijk als professioneel.

Zo onderscheidt hoogleraar Baltus, een van de oprichters van het Max Planck Instituut, twee cycli in het leven: de fysieke cyclus en de mentale cyclus. Fysiek ben je in het werkende leven op je top rond je dertigste levensjaar, zegt hij. Dan kun je keihard werken, heel veel uren maken. De top van de mentale cyclus ligt ergens rond de vijfenvijftig, zestig jaar. In die cyclus gaat het niet meer over hoe hard je werkt, maar over je ervaring, je expertise, de kwaliteit van je werk.

Je zult je op een gegeven moment moeten realiseren, stelt Baltus, dat je fysiek bepaalde dingen niet meer volhoudt, dat je naar een ander tempo moet omschakelen. Dat is lastig. Dat brengt een soort rouwproces met zich mee. Pas daarna kun je iets nieuws opbouwen: de mentale cyclus.

Veel professionals gaan die omslag uit de weg. Dat komt ook doordat de meeste Nederlandse organisaties zijn georganiseerd rond de fysieke cyclus. We doen weliswaar minder fysiek werk, maar ook in de zittende beroepen moet je productie blijven draaien, je uren maken. ‘Fysiek’ wil in dit verband zeggen: altijd aan staan, altijd bezig zijn. Professionals blijven zichzelf maar opstuwen tot nog grotere hoogten: nóg harder werken, nóg meer contracten binnenslepen. In hun schaarse vrije tijd gaan ze nóg vaker naar de sportschool, of ze verdoven zichzelf met drank of pillen. Maar weinig mensen houden dat vol.

Rouwen en bouwen

‘Geluksprofessor’ Arthur Brooks schreef een bestseller over de tweede helft van je leven, naar het Nederlands vertaald als ‘Het beste komt nog’. Ook hij heeft het over twee cycli: die van de fluïde of vloeiende intelligentie, en die van gekristalliseerde intelligentie.

Vloeiende intelligentie verwijst naar het vermogen om te redeneren en problemen op te lossen in unieke en nieuwe situaties, terwijl gekristalliseerde intelligentie verwijst naar het vermogen om kennis te gebruiken die is verkregen door wat je eerder hebt geleerd of ervaren.

En ook Brooks beschrijft de noodzaak van het omschakelen van de fluïde intelligentie naar de gekristalliseerde intelligentie: loslaten, afscheid nemen en iets nieuws bouwen. Dat dat een lastige stap is, komt doordat mensen zich vaak vereenzelvigen met hun werk, dat hen waardering, welvaart en aanzien heeft gebracht. Als ze merken dat ze hierin niet meer zo succesvol zijn, krijgen ze het moeilijk omdat ze daarmee denken dat het met hen als persoon ook minder gaat. Terwijl er een andere fase is aangebroken.

Rijpen en bloeien

De derde behulpzame B, tenslotte, staat voor Willem Beekman. Hij legt de relatie tussen de ontwikkeling van mensen en de ontwikkeling in de natuur. Aan de hand van een tekening van de blaadjes van een bloem legt hij het begrip ‘kleiner groeien’ uit. Wanneer je alle blaadjes van onder naar boven van de steel plukt en in een cirkel legt, zie je dat de onderste blaadjes klein, maar eenvormig zijn. Hoger op de steel worden ze groter en groter; bovenaan ‘groeien’ ze weer kleiner. Nemen wordt geven. Daarbij heeft elk een eigen vorm, een eigen signatuur. Ze integreren, ze rijpen. En uiteindelijk komt er bloei.

Volgens Beekman gaat het in ongeveer twee derde van je werkende leven over ‘meer en groter’. Daarna zou het moeten gaan over ‘kleiner groeien’. Volgens Beekman is het natuurlijker en wijzer om op een gegeven moment te gaan integreren wat je tot dan toe hebt geleerd en ervaren.

Bij alle drie de behulpzame B’s gaat het dus om een essentiële omslag van meer, groter en groei naar integratie, nabijheid, wijsheid. Van nemen naar geven en delen.

Herkenbaar?

Ik heb die lastige transitie aan den lijve ondervonden. Door het lezen van vooral Brooks realiseerde mij dat ik daarin een tijd zoekende was, nadat ik als zelfstandige was gaan werken. Ik vroeg me bijvoorbeeld af waarom mijn opvolgers in de directie van mijn laatste werkgever zo weinig contact met mij opnamen. En ik merkte dat ik jarenlang, wanneer ik me zakelijk aan iemand voorstelde, in de tweede of derde zin zei dat ik directievoorzitter van die organisatie was geweest. Het geeft ruimte en lucht om te beseffen dat je dat niet meer nodig hebt.

Bedrijven en organisaties zouden zich mogen afvragen: hoe hebben wij dit georganiseerd in ons bedrijf? Wat doen we met de expertise van onze mensen? Hoe helpen we hen de overstap te maken van nog harder werken naar integratie en een ander ritme. Wanneer je kennis en ervaring op een goede manier inzet, dan profiteert iedereen daarvan. Jongeren hebben behoefte aan de wijsheid van hun voorgangers. Niet in de betweterige zin, maar in de betekenis van inzicht en ervaring.

En het kan zeker helpen om eens na te denken over waar jij zit in je ontwikkeling. Als veertigers en vijftigers de overstap naar een nieuwe fase niet kunnen maken, dan gaan ze botsen met de twintigers en dertigers in hun organisatie. Wie geen ruimte maakt voor de volgende generatie, loopt het risico te verworden tot het type mens dat roept dat het vroeger beter was. Hou dus niet vast aan de dynamiek van de eerste fase, terwijl je die eigenlijk bent ontgroeid. Dat is een gemiste kans voor je eigen welzijn en vitaliteit.